zaterdag 19 december 2009

Zuid-Afrikaans

Ik zou hier kunnen beginnen zoals Tom Lanoye op zijn tour met Antjie Krog door Vlaanderen in 2006 dat deed, namelijk met uitgebreid aan te tonen dat mijn liefde voor het Zuid-Afrikaans boven alle verdenking staat. Tom Lanoye deed er eerst twintig minuten over om, met veel verve, de liefde voor deze taal bij een boel mensen als verdacht af te schilderen, en dan nog eens een kwartier om er zijn eigen zwak voor de taal als de enige politiek correcte daartegenover te stellen.
Hoeft niet, ik hou gewoon van het Zuid-Afrikaans, zoals ik van het Engels, het Zweeds, het Russisch en nog andere talen hou.
Het Zuid-Afrikaans is een heel mooie taal. Het is ook een erotiserende taal.
Een Zuid-Afrikaanse man die mij in zijn taal een liefdesgedicht zou voorlezen, ja, veel kans dat ik voor hem zou vallen. Gevaarlijk dus.
Maar het waren twee Zuid-Afrikaanse vrouwen die ik onlangs aan het woord hoorde in Damme, op het programma 'n Legkaart van woorde, nl. Christine Barkhuizen Leroux en Laurinda Hofmeyr.
Er zijn nog mensen die gedichten op muziek zetten, en ze zingen. Maar Laurinda Hofmeyr is totnutoe voor mij de enige die daar in slaagt. Ze zingt liederen, geen gedichten. Ze doet dit met een warme krachtige stem, en ze begeleidt zichzelf op de piano. U kunt haar horen op dit adres: http://www.youtube.com/watch?v=3lEefJn31-o&feature=related

Christine Barkhuizen Leroux las voor uit eigen werk. 
Gedichten voorlezen is geen dankbaar werk. Ik luister er meestal niet zo graag naar. Een gedicht, stilte, weer een gedicht, weer wat (vaak ongemakkelijke) stilte, wat commentaar bij wat volgt, een gedicht, stilte enz. Maar de klank van haar stem en de klank van haar taal bleken bij Christine Barkhuizen een magische combinatie te zijn. Ik hing aan haar lippen. Bad bij iedere stilte dat het nog niet gedaan zou zijn.
Ik kan jullie die symbiose niet laten horen.
Ik geef enkel een klein gedicht mee. Niet zo bijzonder, maar stel het je voor  in een warme, jonge vrouwenstem, in dat Zuid-Afrikaans.

Blom vir winter

Bo-oor die toppe van die seders
die Middellandse see
reik ek
om jou te raak
by hierdie ingreep
op jou houvas -
jou eerste liefde ooit
wat jy 'n naaldskerp winterdag
berg-oor
die aarde in sal dra

en met die wilde rooi papawer
sal ek in hierdie anderland
in legwerk tussen spoelklippe
myself tot troostblom vir jou plant


Uit 'Roset', Christine Barkhuizen le Roux

maandag 30 november 2009

De katten van Doris lessing

Doris Lessing is een schrijfster naar mijn hart.
Ze is ook een mens naar mijn hart.
Dat is al lange tijd zo, maar sedert kort nog veel meer. Bekijk haar reactie op het nieuws dat ze de Nobelprijs literatuur gewonnen heeft op YouTube. Verrukkelijk toch.
En op de Boekenbeurs kocht ik van haar hand 'In 't bijzonder katten' (*).
Doris Lessing lees je niet voor de taal, de stijl, het literaire van haar boeken. Niet dat ze niet goed schrijft, ze schrijft heel goed. Maar Doris Lessing lees je om haar thematiek. Ze is een denker, en haar inzichten vertelt ze in romans, kortverhalen, interviews, essays, etc. En die hebben een bijna verblindende reikwijdte.
Vrouwen zijn de hoofdpersonages in een groot deel van haar romans, die dan ook sterk autobiografisch zijn. Ze is een feministisch schrijfster die zich nooit tot de rangen van de feministen heeft willen bekennen.

Het is niet mijn bedoeling om hier een overzicht te geven van het werk van Doris Lessing. Sommige van haar werken las ik meer dan twintig jaar geleden. Van sommige weet ik niet meer of ik ze gelezen heb.
Maar ik geef u wel mee wat ik vrij recent van haar las: The fifth child en het vervolg: Ben in the world.
Ze illustreren nog eens haar enorme interessebereik.
The fifth Child en Ben in the world gaan over een changeling, een wisselkind. Het vijfde kind van een kinderlievend echtpaar blijkt een wisselkind te zijn, een vreemde eend in de bijt, een kind dat zich niet thuisvoelt in het gezin waarin het geboren is, en ook niet in de wereld. D.L. beschrijft met een ijzingwekkend aanvoelen de getormenteerde figuur van Ben, zijn moeilijke relatie tot de wereld, zijn eenzaamheid, zijn herkenning van een soortgenote in een rotstekening, zijn verlangen, en zijn onvermijdelijk einde.
In een bespreking las ik dat dit werk ging over goed en kwaad. Ik denk het niet. DL vraagt zich af wat het zou betekenen als je bij je geboorte in de verkeerde wereld terecht zou komen, of beter in de verkeerde tijd. Wat als je niets herkent, geen enkel aanknopingspunt vindt, geen enkel raakvlak hebt met de andere wereldbewoners, en je alleen staande kunt houden door hen te imiteren? M.a.w. als nature het absolute overwicht heeft, en nurture je enkel in staat stelt om na te bootsen. Het nergens toe behoren, absolute verbanning, immens verlangen dat nooit vervuld kan worden.

Wie een goede biografie van DL wil lezen, leest best haar autobiografie:
Under my skin (1ste deel) (1996) en Walking in the shade (2de deel) (1997). Een derde deel zou volgen, maar haar meest recente boek Alfred and Emily, een boek over haar ouders, zou de schrijfster als haar laatste hebben aangekondigd.

Terug naar 'In 't bijzonder katten'. Want om dit boekje wil ik DL wel aan mijn hart drukken.
Lezer, u moet van katten houden om dit boekje te lezen. Als u schrik heeft van katten, of er gewoon niet van houdt, zal u zich rot ergeren.
Ik heb er mateloos van genoten.
Voor Doris Lessing is het katten houden iets vanzelfsprekends. Ze groeide op in een boerderij in Rhodesië. Katten waren altijd in de buurt, want ze moesten de muizenpopulatie klein houden. Het hele gezin Mayer hield van die katten. Een keer slagen ze erin om een kat met een nest jongen in een door het regenseizoen ingestorte mijnschacht van de dood te redden. Dat haal ik aan omdat u het met mij nobel zou vinden van hen, maar ook omdat het wijst op de aandacht die er was voor katten, de bezorgdheid om hun welzijn. Hoe anders hadden ze de boodschap van een graatmagere verwilderde kat die om hulp komt op hun boerderij kunnen verstaan?
DL leerde de kattentaal op de boerderij van haar ouders in Rhodesië.

In haar boek 'In het bijzonder katten' maakt ze er geen punt van: haar katten slapen bij haar op bed, tegen haar hoofd, aan haar voeten, in de holte van haar knieën. Ze wekken haar door met een pootje tegen haar gezicht te slaan, door snel een paar keer na elkaar over haar heen te lopen op het bed, of door vlak voor haar neus luidop te gaan zitten spinnen. DL staat dan voor hen op, om ze buiten te laten, of eten te geven. Ze legt zich neer bij de kieskeurigheid van sommige katten wat eten betreft. Een van haar katten eet alleen gebakken wijting en konijn. Haar katten brengen zoals katten nu eenmaal doen, dode muizen mee naar binnen voor hun baasje. Waarop Doris afkeer voelt, niet omwille van die vuile dode dieren in haar huis, maar omdat ze die beestjes dooddoen. Ze houdt er niet van om katten te laten steriliseren. Dus staat ze haar katten iedere keer opnieuw bij bij ieder nest, en gaat ze iedere keer weer opnieuw op zoek naar een goeie thuis voor de jongen.
In dit boekje herken ik de eindeloze interesse van DL in de wereld om haar heen. Ze observeert, analyseert, interpreteert de kattenwereld zoals ze dat met ieder ander fenomeen doet.

Ik ben dol op onze vier katten en op katten in het algemeen. En mijn hart gaat uit naar deze vrouw die vanuit haar liefde voor katten er met de grootste vanzelfsprekendheid een boek aan wijdt.
Zelf begrijp ik katten ook beter nu ik dit boekje gelezen heb.
En ik ben van mening veranderd. Ook al houdt u niet van katten, lees dit boekje. Ik ben er zeker van dat u de kat van de buren met andere ogen gaat bekijken. Want nu weet u wat haar drijft.

(*) In 't bijzonder katten, Doris Lessing, Prometheus A'dam, 2008, 128 p., ill.

zondag 8 november 2009

Boekenbeurzen

De Antwerpse boekenbeurs, ik ga er de laatste jaren met gemengde gevoelens naartoe.
Het is zo véél, het is té veel.

Ik heb een beetje heimwee naar de boekenbeurs die het Davidsfonds jaarlijks in onze gemeente hield. Die was nog overzichtelijk, en vol sfeer. In een zaal met plankenvloeren, zodat alle stappen zwaar doorklonken, en met boeken die een boekengeur hadden. Er werd niet geroepen, zelfs niet luidop gesproken, men fluisterde er. Ik ging er het liefst alleen naar toe.

Op het podium - het was een polyvalente zaal avant la lettre - heb ik er eens een Divina Commedia op de kop getikt. Ik heb ze nóg, de drie deeltjes, in een klein formaat, met een groen kaftje, en in het Italiaans! Ik stond ze in te kijken toen een iets oudere jongen op mij afkwam en vroeg of ik ze echt zou kopen, hij wou ze eigenlijk ook. Natuurlijk twijfelde ik toen niet meer.

De boekenbeurs in Antwerpen was sinds enkele jaren voor mij een opgave geworden. De treinreis en de drukte neem ik er nog graag bij. Maar het is alsof je iemand die van zwemmen houdt, in een groot meer zou droppen. De zwemmer zou er onbelemmerd in kunnen zwemmen, maar zolang hij geen oevers zou zien, zou hij daar vast niet erg van genieten.
Zie je, ik verdrink er zowat in al die boeken.
Ik zit er ook niet op te wachten: boeken zijn een vast element in mijn leven. Ik ben er constant mee bezig, er is nooit een tekort aan boeken.
En iedere bezoeker van de boekenbeurs kent het fenomeen: een uur of vier, vijf in dat Antwerpse Bouwcentrum kunnen je hondsmoe maken, maar ze volstaan nooit om je het gevoel te geven dat je weer mee bent, dat je een overzicht hebt.
Maar misschien is dat probleem zichzelf gaandeweg aan het elimineren. De laatste paar jaren ben ik me als vanzelf gaan toespitsen op boeken waarvoor ik anders geen tijd maak. Ik ga er zeker niet meer om er de met veel tamtam aangekondigde titels te gaan inkijken, niet om bekende signerende auteurs te zien, en alleszins niet langer in de hoop er een overzicht te krijgen van de Nederlandstalige literaire productie van het laatste jaar... . Als ik afga op wat mijn vangst is van verleden jaar, een leesbaar boek over wiskunde, een boek met foto's van buitengewone bomen, een kleurrijk werkje over elfen, een van die prachtige prentenboeken voor kinderen, dan ga ik niet langer voor de literatuur. Dat is misschien de oplossing.
Als ik nu onderweg ben naar huis, zit ik als vanouds bijna te snorren van contentement over mijn aankopen. En daarvoor blijf ik dus gaan.

zondag 1 november 2009

Het echte leven

'Dat is toch niet het echte leven'.
Het is een opmerking waartegen ik me vaak weerloos voel.
Het gaat hier over lezen, meer bepaald literatuur lezen (let wel, als het gaat om een roman gebaseerd op een waar gebeurd verhaal, kan dat lezen soms nog met goedkeuring gaan lopen).
De weerloosheid komt voort uit de omstandigheid dat de mensen die dat voor je voeten werpen eigenlijk geen antwoord verwachten. Het gaat meer om het neersabelen, met zo'n vloeiende en definitieve beweging als waarmee Zorro dat kan: voila, dit hebben we ook weer uit de weg geruimd.
Escapisme, de term van wie het wat gesofisticeerder wil zeggen. Je loopt weg van het echte leven, want je duikt onder in een ... ja wat, een onecht leven dus.

In Knack extra las ik verleden week een gesprek met Christophe Vekeman en Yves Petry (*). Als uitgangspunt stelde de interviewer, Tom Van Imschoot, dat het maatschappelijk aanzien van literatuur sterk gedaald is. Dat verklaart volgens hem waarom de roep naar maatschappelijke betrokkenheid in de literatuur groter wordt. Of dat voor hen een optie was?
Ik haal dit interview aan omdat het een beetje in dezelfde richting zit, nl. literatuur kan enkel nog legitiem zijn als ze nuttig wordt, en dat kan ze door bv. maatschappelijke problemen te behandelen.
Beide schrijvers zeggen hierover heel zinnige dingen. Ik meen het, lang geleden dat ik in een populair blad nog zo'n goed literair interview heb gelezen.
Of het voor hen een optie was? Nee, vindt Vekeman, hij heeft het niet zo voor dat rechtstreekse verband. Wel voor het indirecte: 'Want net in dat indirecte schuilt de kracht van kunst en literatuur, zowel bij het schrijven als bij het lezen. Het is een nobele vorm van escapisme. Het laat je toe om buiten het alledaagse leven te stappen op een manier die, als het goed is, toch weer verbanden legt met je eigen, hoogstpersoonlijke realiteit. Door de vlucht uit de werkelijkheid leer je ze beter kennen. Door uit jezelf te treden kom je jezelf tegen. In die zin gaat het er mij als schrijver om juist naast de maatschappij te gaan staan. Ik ben geïnteresseerd in de realiteit van het leven en daarvoor heb ik het indirecte van fictie nodig.'
Wel, ik als lezer kan het niet beter of mooier zeggen.
Het kan wel nog ánders gezegd worden, het wordt trouwens door schrijvers constant opnieuw geformuleerd. Maar dat is voor een andere keer.

(*) Christophe Vekeman en Yves Petry. Halt, hier zijn te zien: de laatste individuen!, interview door Tom Van Imschoot, in Knack extra, jrg. 2009, nr. 09, p. 17-19

zaterdag 17 oktober 2009

Abdelkader Benali

Donderdag werd in De paarse zetel in de bibliotheek van Gent Abdelkader Benali geïnterviewd.
Genoemde is een heel mooie man. Dat maakt het drie kwartier stilzitten en luisteren over de middag er voor een deel van het publiek in ieder geval niet lastiger op. Hij heeft ook een mooie stem. Blijkt dan dat hij aan hardlopen doet. Fijn, dan deel ik met hem de liefde voor het lopen. In dit verband maakte hij trouwens een interessante vergelijking.

Hij vergeleek hardlopen met schrijven. Ze zijn wat de tijdsbeleving betreft elkaars opponenten, vindt hij. Als je voor een scherm, of voor een wit blad zit om te schrijven, vliegt de tijd, is zijn ervaring. Maar als je loopt, gaat de tijd kruipen. Hoe harder je loopt, hoe trager de seconden voorbijtikken. Schrijven en hardlopen vullen voor hem elkaar dus heel goed aan.

Abdelkader Benali was blijkbaar op toer geweest om het met mensen over de leeservaringen in hun jeugd te hebben  (*). Mensen weten zich de omstandigheden waarin ze als kind een bepaald boek lazen, maar vooral ook de gevoelens die ze bij het lezen van dat boek hadden, ontzettend goed te herinneren.
Klopt, ik denk aan 'De verdwenen postzegel'. Of aan 'Een vreemdeling klopte aan (**). Of aan 'Scharmanteka'. Of aan ... .

(*) De Nederlandse kinderliteratuur in 100 en enige verhalen samengesteld door Abdelkader Benali, Prometheus, 2009

--------------------------

Vrijdag las ik op de trein de laatste bladzijden van 'Leven en werk van Marcel Van Acker' van Patrick Conrad. Misschien schrijf ik daar volgende week iets over.
Ik ben nog geen ander boek begonnen. Maar ik geniet al bij voorbaat van dat ander boek, van het erin duiken en me laten meeslepen. Van het ontzettend veel aan de weet te komen. Van de taal, de beelden... . Ben benieuwd wat het wordt.

dinsdag 6 oktober 2009

Never let me go

Anderhalf jaar geleden las ik 'Never let me go' van Kazuo Ishiguro.
Sedertdien is het boek mij met taaie tentakels naar zich toe blijven trekken.

Nu ja, dat een boek blijft nazinderen, is dat niet wat u en ik van een 'goed' boek verwachten?
Maar dit was anders, want ik kon maar niet de vinger leggen op wat het nu precies was in 'Never let me go' dat me niet los liet, of beter gezegd misschien, op hoe de auteur dit effect bereikte.

Het gegeven : in een soort gesloten kostschoolgemeenschap worden menselijke klonen grootgebracht en opgeleid tot wat hun uiteindelijke taak is : het afstaan van hun organen tot ze er erbij sterven. Hailsham, zo heet de instelling, is een experiment, een try-out waar geprobeerd wordt om menselijke klonen een menswaardig leven te laten leiden. Het is een groot voorrecht om deel uit te maken van Hailsham, want meestal wordt in klonen niet teveel geïnvesteerd : als ze maar gezonde organen leveren op het moment dat die nodig zijn.

Het gegeven op zich is al zo tragisch dat ik het boek toen ik het de eerste keer in handen kreeg maar gauw teruglegde. Ik heb het niet zo voor boeken met een boodschap.
En zeker niet als die zo beladen is.

Een tweede keer zette ik alles in op het schrijftalent van Mister Ishiguro, en terecht.

Het verhaal wordt verteld door Kathy H., die terugblikt op haar leven op het moment dat voor haar de tijd gekomen is om donor te worden. In haar verhaal komt ze naar voor als een intelligente, evenwichtige en trouwe jonge vrouw. Geen gejammer, geen zelfbeklag, geen opstandigheid, bij geen van haar lotgenoten trouwens. Kathy H. focust zich in haar terugblik vooral op het opvoedkundig aspect van hun kloon-zijn : hoe en wanneer zijn wij ingelicht over ons anders-zijn, ons voorbestemd zijn. Hoe heeft de instelling Hailsham dat aangepakt, en hoe werkte dat bij ons. Daarnaast is haar verhaal ook voor een stuk dat van een kind dat opgroeit met alles wat daarbij komt te kijken, vriendschappen vooral, ruzies, pesten, de houding van de leerkrachten, seks etc. Door haar meeslepende verteltrant vergeet je soms dat ze het over een klonengemeenschap heeft, en niet over een of andere willekeurige kostschool.

Toch legt ze nu en dan een ijskoude hand om je hart.
Het procédé dat de auteur hiervoor gebruikt is heel vernuftig.

Twee scènes om dit te illustreren:

Eerste scène: de kinderen zien Madame arriveren in haar wagen en spreken af om haar in groep te benaderen, om haar reactie te bestuderen. 'And I can still see it now, the shudder she seemed to be suppressing, the real dread that one of us would accidentally brush against her'. De bedenking die Kathy later bij zichzelf hierover maakt: 'The first time you glimpse yourself through the eyes of a person like that, it's a cold moment'.

Tweede scene: Kathy is alleen in een klaslokaal, en ze speelt een cassetje met haar favoriete song. Ze zingt mee in haar eentje, met een kussen in haar armen: baby, baby, never let me go. Na een tijdje merkt ze dat iemand naar haar kijkt, Madame, en dat die staat te wenen.
Wanneer ze het daarna over het gebeuren heeft met een vriend, Tommy, delen ze met elkaar hun verwondering over het feit dat Madame blijkbaar begrepen had dat ze het had over een echte baby, en niet over een liefje. 'Hoe kan zij dat begrepen hebben, Tommy, hoe kan ze begrepen hebben dat het kussen dat ik in mijn armen hield een baby moest voorstellen? Dat bestond toch alleen in mijn hoofd'. En ze besluiten dat Madame hoogstwaarschijnlijk helderziende is, iets wat hen doet huiveren.

Hierin zit het em, denk ik : de vertelster schuift af en toe, geheel onverwacht, een lens tussen haar blik en de buitenwereld. Met die lens probeert zij zich de blik van de buitenstaanders in hun gemeenschap eigen te maken.
En dat werkt, in het kwadraat. Want die buitenstaanders, dat zijn wij. Wij, lezers, niet-klonen, mensen uit de buitenwereld, krijgen via 'Madame' onze eigen gevoelens in de strot geduwd. Alsof ze door een lens weerkaatst, en tienvoudig versterkt worden.

Dat maakt bepaalde scènes in het verhaal voor mij zo verschrikkelijk aangrijpend.

Dat, en dat niet alleen. Later hierover meer.

zondag 23 augustus 2009

Over een postzegel die verdween en een boek dat bleef

"Kijk jij nog eens, zei Marika tegen Sara. Kijk jij nog eens heel goed. Wij hebben ons vast vergist, want het kan niet waar zijn.
Nee, kijk zelf, zei Sara tegen Marika. Ze fluisterde van opwinding.
Met zijn tweetjes zaten ze aan de keukentafel."
Toen ik het boekje met deze beginregels (*) een tiental jaren geleden bij de boekenverkoop van een bibliotheek opensloeg, zat ik er op slag weer in, in dit verhaal van een postzegel die een tijdje het wel en wee van een gezin in Denemarken bepaalt.
Hoe het precies afloopt, herinnerde ik me niet meer, maar ik voelde weer haarscherp de spanning en de bevreemding waarmee ik als kind dit boek las. Details ook : de koekoekjes die Sara maakt om wat bij te verdienen, Uffe, die een brief wil sturen naar zijn moeder die in de kraamkliniek ligt. Het was er allemaal, in minder dan een seconde, alsof er niet zoveel jaren tussenstonden.

Ik geloof niet dat je als volwassene nog die absolute verzonkenheid in een boek kunt bereiken die bij een lezend kind als vanzelf komt. Wat niet betekent dat er voor volwassenen geen plaats meer zou zijn voor grote leeservaringen. Die is er natuurlijk wel. Veel grote leeservaringen, want de wereldliteratuur is een pot die genoeg verschaft. Al kun je je ook daar bij tijd en wijle zorgen over maken, getuige F. Lentrichea in Testament van een ex-literatuurcriticus : "Ik beken dat ik nooit genoeg heb kunnen krijgen van échte literatuur. Ik pieker er doorlopend over dat mijn reservevoorraad op zal raken, en dat ik de laatste jaren van mijn leven in somberheid door zal moeten brengen nadat ik alle grote, ontsluierende boeken verslonden heb".
Wel, af en toe deel ik deze bezorgdheid met hem. Bij mij zit bijkomend de vrees voor fysieke kwalen hierachter. Als ik oud ben en tijd genoeg heb, zullen mijn ogen het nog doen? Zal ik nog naar de bibliotheek kunnen gaan? En zal het aanbod daar wel groot genoeg zijn? Of als het allemaal digitaal zou zijn, zal ik dan de vaardigheden om aan de teksten te geraken nog beheersen?
Luxeproblemen? In het geheel niet, leven zonder boeken is voor mij als leven zonder brood.
En voor u?

(*) De verdwenen postzegel, Viola Wahlstedt, Meulenhoff A'dam, 1962

zondag 16 augustus 2009

Beeldspraak

In 'Brief aan zijn vader' analyseert Franz Kafka zijn zeer complexe verhouding tot zijn vader.
Hij gebruikt hierin twee van de mooiste metaforen die ik ooit gehoord of gelezen heb.
Een zeer problematische vader-zoon-relatie in beelden gevat:

Over zijn schrijven:
'U trof zekerder doel met uw afkeer van mijn schrijven en van alles wat, aan u onbekend, daarmee samenhing. Hier had ik mij inderdaad zelfstandig een stuk van u verwijderd, hoewel het ook enigszins aan de worm doet denken, die, van achteren door een voet verpletterd, zich met zijn voorste deel losrukt en zich weg sleept.'

Over zijn beide huwelijksplannen, waarbij het telkens bij plannen bleef, :
'Soms stel ik mij de wereldkaart vlak uitgespreid voor en u er dwars overheen uitgestrekt. En dan krijg ik het gevoel alsof voor mijn leven alleen die streken in aanmerking zouden komen die u óf niet bedekt óf die buiten uw bereik liggen. En dat zijn in overeenstemming met de voorstelling die ik van uw grootte heb niet veel en geen aanlokkelijke streken en juist het huwelijk is er niet bij.'

Lezers, lees dit boek.
In de uitgave van Querido van 1983 slechts 55 kleine bladzijden.
Een kleinood dus.

maandag 10 augustus 2009

Bibliotheken en bibliothecari/e/ssen in de literatuur

In afwachting van een bericht over 'Never let me go' van Kazuo Ishiguro, krijgt u van mij een citaat in wat in het vervolg een rubriek zal vormen met de titel 'Bibliotheken en bibliothecari/e/ssen in de literatuur.

p. 233 in 'Het spel van de engel' van Carloz Ruiz Zafón, uitg. Signatuur, 2009 :

'Na twee dagen had ik al vriendschap gesloten met Eulalia, de hoofdbibliothecaresse, die uit de papiervloed onder haar hoede teksten en boeken voor me selecteerde en soms een bezoekje bracht aan mijn tafel in de hoek om te vragen of ik verder nog iets nodig had. Ze was ongeveer van mijn leeftijd en bezat esprit in overvloed, die ze gewoonlijk uitte in enigszins venijnige stekeligheden.
'U bent veel heiligenlevens aan het lezen, mijnheer. Heeft u besloten om nu, op de drempel van de rijpste volwassenheid, koorknaap te worden?'
'Het is slechts onderzoek.'
'Ah, dat zeggen ze allemaal.'
De humor en pit van de bibliothecaresse waren een onbetaalbaar balsem, waardoor ik de gortdroge teksten kon overleven en mijn onderzoekspelgrimage kon voortzetten.'

Kijk, dat doet ons, bibliothecaressen, nu plezier, dat we voor de verandering eens niet geportretteerd worden als verzuurde oude vrijsters, maar als vrouwen met 'esprit'. En wie meent hier bij Zafón het gebruik van ironie te moeten ontwaren, die leze verder op p. 234.
Dit is een stap vooruit ten opzichte van de waardering waarmee onze beroepsgroep, en zeker de vrouwelijke beoefenaars van dit beroep, het door de band moet stellen.

woensdag 5 augustus 2009

Boeken met lintjes

Boeken met een zacht zijden lintje om de pagina aan te geven waar je gebleven bent, ik hou er zo van.
Vaak gebruik ik een stukje papier om tussen de bladzijden te stoppen. Nee, geen bladwijzers, hoewel ik dat soms probeer. Maar keer op keer stop ik die bladwijzer dan zorgvuldig weg ergens achteraan in het boek, en denk ik er niet meer aan als ik het dichtklap. En binnen de kortste tijd nestelt er zich dan een vodje papier in het boek, ter vervanging. Zeldzaam echter zijn de vodjes die met mij het einde van een boek bereiken. Ze raken zoek, of ze zijn zo onooglijk dat ik vergeet waarvoor ze dienen.
Bladwijzers vind ik prachtig, en ik neem er overal mee waar ik kan. Maar ze zijn te mooi om te gebruiken. Probeer maar eens een bladwijzer ongehavend door een boek te leiden. Soms ook doe ik een beroep op mijn geheugen en probeer ik te onthouden waar ik gekomen ben. Maar een automatische, afwezige blik op de pagina-aanduiding voor je een boek dichtslaat is niet de goede manier.
Lintjes dus, van die zijdezachte, rode lintjes. Ze doen precies waarvoor ze dienen, ze raken niet zoek, en ze zijn zo zacht en glad.
Ik reken uit dat het lintje in 'Het spel van de engel' van Carloz Ruiz Zafon mij tientallen minuten van terugzoeken zal hebben uitgespaard als ik het uitheb. Een kostbaar lintje dus.